ROZENBURG IN OORLOGSTIJD

Mobilisatie, Bezetting en Bevrijding

1939 - 1945

 

door John Prooi

 

INHOUD

Erwin Rommel inspecteert Kernwerk op de Beer

Beschietingen in de Scheurpolder

Razzia's in Rozenburg

Het hoge huis aan de Zanddijk

Onderduiker aan het woord

Liberator Hot Box crasht op de Beer

Versperringsnetten in de Nieuwe Waterweg

Vier schepen tot zinken gebracht

De VAVO autobus

Luchtaanval op het stoomschip Wachtel

Willem Hordijk en Willem Lievaart

Hannes van Pelt

Tragedie in Zwartewaal

De oranje wimpel

De Hongerwinter

 

ACHTSTE HOOFDSTUK

HET JAAR 1944

 

Erwin Rommel inspecteert Kernwerk op de Beer

 

 

Voor de verdediging van het eiland Rozenburg was een onderdeel van het 719e infanterie-divisie belast. Deze divisie, waarvan het hoofdkwartier zich in Dordrecht bevond, verdedigde de kust van het Westland (vanaf Monster), Rozenburg, Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee en van Schouwen. Van de vijf (in juni 1944) in ons land gelegerde infanterie-divisies, behoorde het 719e tot de beste. Het bezat echter een vrij zwakke bewapening. Er bestond een groot tekort aan motorvoertuigen. De divisie had enkele malen een goed geoefend bataljon moeten afstaan dat naar het oostelijk front of naar Frankrijk overgeplaatst was. Als aanvulling waren zeer jeugdige of oudere dienstplichtigen uit Duitsland aangevoerd.

 

Vanaf 1 januari had Hitler de directe verantwoordelijkheid voor het afslaan van een geallieerde landing op de kust van West-Europa aan veldmaarschalk Erwin Rommel toevertrouwd. Op 3 januari maakte Rommel een inspectiereis langs een aantal kustverdedigingswerken in ons land. Het Verteidigungs Bereich Hoek van Holland werd ook aangedaan. Na de middagmaaltijd, die door de veldkeuken werd verstrekt, stak het gezelschap over naar de Beer. Hier werd het uiterst zwaar verdedigde Kernwerk, dat een strategische positie innam, bekeken. Na het bezoek aan het Kernwerk werden ook andere werken bezichtigd, waaronder de zware kustbatterij Rozenburg. Om 15.00 uur keerde het hoge gezelschap naar Hoek van Holland terug.

 

Veldmaarschalk Erwin Rommel.

 

Het gevolg van deze inspectiereis was dat er een verandering kwam in de organisatie van de Duitse kustverdediging. De belangrijkste plaatsen zouden veranderen in een vesting. Dit betekende dat die vestingen geheel zelfstandig een vijandelijke aanval moesten kunnen weerstaan en de strijd lange tijd moesten kunnen volhouden. Het idee dat men kon rekenen op ondersteuning van mobiele reserves gelegerd in het achterland, werd losgelaten. Het gebied van zo’n vesting werd dan ook aan alle kanten sterk verdedigd. In het vestinggebied kreeg de vestingcommandant vergaande bevoegdheden. Er werden veel troepen in deze gebieden gelegerd en voldoende voorraden aangelegd om een langdurig beleg te kunnen doorstaan. Hoek van Holland en IJmuiden, en later ook Vlissingen, werden een vesting. De tussenliggende kustgebieden werden verder versterkt, zodat uiteindelijk de gehele Nederlandse kust uit één verdedigingsmuur bestond.

De Vesting Hoek van Holland strekte zich uit ten noorden en zuiden van de monding van de Nieuwe Waterweg. Het terrein van de vesting ten noorden van de Nieuwe Waterweg was door een dubbele tankgracht omgeven. Binnen dit gebied waren naast enkele zware luchtafweerbatterijen en de kustbatterij Vineta, voornamelijk infanteriesteunpunten en commandoposten geplaatst

 

Het Kernwerk geïsoleerd gelegen op de noordwestpunt van het eiland Rozenburg, kende de grootste concentratie bunkers op Nederlands grondgebied. Het met een ononderbroken tankmuur omgeven driehoekig terrein herbergde, naast een kustbatterij, voornamelijk geschut dat op landsverdediging was ingesteld. De luchtafweer was relatief zwak, de vier 20 millimeter kanonnen waren bedoeld voor laagvliegende bommenwerpers en jagers. De eventuele op grote hoogte uitgevoerde bombardementen moesten door de zware luchtafweerbatterijen Zande, Nordmole en Waterweg bestreden worden.

 

Beschietingen in de Scheurpolder

Vijf P-47 Thunderbolts van de 353e Fighter Group vlogen op 22 februari, omstreeks 16.00 uur, van oost naar west op geringe hoogte over de Scheurpolder. Het flakgeschut reageerde met alle middelen, met als resultaat dat drie Thunderbolts werden neergehaald en in zee stortte. Twee piloten kwamen om het leven, de derde werd krijgsgevangen genomen.

 

P-47 Thunderbolt.

 

Tijdens de beschietingen trachtten arbeiders van de bunkerbouw dekking te zoeken. Zo ook de 56-jarige F. Arnouts, een houtbewerker uit Rotterdam, die naar een bunker rende. Kort daarop hoorde anderen hem kreunen van pijn en troffen hem aan met buikwonden. Hij overleed ter plaatse aan zijn verwondingen. In zijn kledingstukken werden enkele granaatscherven gevonden.

Bij een luchtafweerbeschieting op 23 maart op acht vliegtuigen die van oost naar west vlogen, op slechts twintig meter hoogte boven de Scheurpolder, kwamen de timmerman L. Krul uit Rotterdam en de bankwerker W. de Roo uit Vlaardingen om het leven. Timmerman Krul werd getroffen in buik en borst door kogels die afkomstig waren van flakgeschut. Hij overleed ter plaatse. De Roo werd getroffen in zijn rug en bekken, hij werd overgebracht naar een Kriegslazaret in Den Haag. Twee gewonde bunkerbouwers werden naar een ziekenhuis gebracht. Bij de Duitsers werd een militair gedood en raakten er twee zwaar gewond.

 

Razzia’s op Rozenburg

Lijntje Moree schrijft op 8 maart in haar dagboek: "Hedenmorgen vroeg is er een grootscheepse jacht geopend op onderduikers. Dat zijn jongens die in Duitsland moeten gaan werken en die tegen die wet in zijn weggekropen, maar ook veel van buiten Rozenburg die hier een schuilplaats hebben gevonden. Het is niet te zeggen hoeveel militairen er op de been waren. Alle landerijen werden afgezocht, maar er zijn maar twee of drie onderduikers gevonden. Tegen halfeen vertrokken de Duitsers en konden we herademen."

 

Henk Bergwerff: "Adriaan van Gessel uit Den Haag, ondergedoken bij Adrianus Boertje aan de Langeweg, werd gevonden door de Duitsers. Hij was weggekropen in een schuurtje op ongeveer 150 meter van zijn onderduikadres. Het schuurtje stond op het land van Van Gaalen, tussen het weiland van Frans Beukelman en de tuin van Bart Lievaart, westelijk van de Langeweg."

 

Gerda van der Stolk-Vos, Oostvoorne: "Mijn broer Thijs was vanuit onze bakkerij in Maasland naar Rozenburg gegaan. In de landbouw werken leek hem veiliger. Tijdens die razzia op Rozenburg werd hij toch opgepakt. We kwamen te weten dat hij in een kamp in Hoek van Holland moest zijn. Als enige dochter moest ik proberen hem te vinden.

Dat is niet gelukt omdat hij intussen alweer in Den Haag was opgesloten. Daar is mijn vader met oom Jacob van Gaalen toen heengegaan om Thijs als ‘landbouwer’ los te praten. Ook dat lukte niet, maar toch was er enige hoop. Iedere avond zei moeder: ‘Misschien komt hij nog wel’. Na enkele weken ging ‘s avonds de bel en stond Thijs voor de deur. Hij was lopend uit Den Haag gekomen."

 

Cor Bergwerff, Grandville, USA: "Het behoorde tot mijn taak om onderduikers te waarschuwen als er een razzia dreigde. Die morgen werden er grindkeitjes op de dakpannen van onze woning aan de Veerlaan gegooid. Dat was het afgesproken teken; er werd niet aangebeld of geroepen. Ik ging direct op de fiets naar mijn broer Jo om daarna de anderen te gaan waarschuwen.

Vlakbij de woning van mijn ouders was er op de Bomendijk een versperring van de Duitsers. Ik ben toen over het kruiwagenpaadje van vaders tuin gegaan om zo de Langeweg te bereiken. Daar liep een Duitser die mij dwong te stoppen. Op zijn vraag waarom ik daar zo vroeg in de morgen reed vertelde ik de soldaat dat ik koeien ging melken bij een boer. Hij geloofde mij niet en ik moest rechtsomkeer maken. Bij het huis van Cornelis Mol moest ik, met nog een paar anderen, blijven staan. In de voormiddag vertrokken we onder gewapende begeleiding naar de Vildersteeg. We werden onder bewaking bij een ander groepje Rozenburgers gezet. Na de middag, toen de razzia afgelopen was, werden we vrij gelaten."

 

Onder gewapende begeleiding vertrokken we naar de Vildersteeg.

Tekening: J.T. Prooi.

 

Jo Bergwerff: " ‘s Morgens om zes uur kwam mijn twee jaar oudere broer Cor mij waarschuwen dat er een razzia was. In het donker ben ik achter het huis van Eduward Pols over de sloot gesprongen en langs de slootkant naar de Gereformeerde kerk gekropen, waar ik waarnemend koster was. Ik kwam veilig de kerk in. 

 

Ik ben naar de Gereformeerde kerk gekropen.

 

Toen ik later voorzichtig naar buiten keek zag ik een soldaat die voor de kerk stond en op hetzelfde moment naar het toegangshek stapte. Ik moest boven bij het orgel zien te komen. Daar was een smalle trap naar de nok van de kerk waar ik me kon verbergen, maar ik had geen sleutel van de deur die toegang gaf naar het orgel. Er moest iets anders ondernomen worden. Ik ging de preekstoel op en boven op de bijbel staande probeerde ik op het klankbord te komen. Dat zat echter iets te hoog; het ging niet. Toen ben ik in het ouderlingenbankje op de grond tegen de muur gaan liggen. Ik werd niet gevonden.

Nadat ik van dominee Brouwer een sleutel had gekregen heb ik nog een week, op gezinsbankkussens en onder een paar oude jekkers, bij het orgel geslapen. ‘s Morgens vroeg ging ik in het donker weer terug naar mijn vertrouwde plekje bij Jaap Huib, mijn aanstaande schoonvader."

 

Bets Lievaart, Goes: "Op de boerderij Oud Rozenburg van mijn vader Piet waren drie man ondergedoken. Dat waren Piet Kaat uit Maasdijk, Marien Huis uit Naaldwijk en Maarten de Snayer uit Vlaardingen. De vrouw van De Snayer hielp joden, ondanks hun vier kinderen. Maarten werd verdacht en kwam bij ons op de boerderij terecht.

 

Boerderij Oud Rozenburg.

Collectie: W. de Bruin.

 

 Bij de razzia lagen ze met z’n drieën in de bakoven die als schuilplaats diende. In die oven waren ook de sieraden en het koperwerk van opoe Lievaart verborgen. Op die dag was Bart van oom Willem Lievaart ook nog bij ons. Als landarbeider was hij in het bezit van het gele ausweis, maar die dag wilde Bart voor alle zekerheid niet al te dicht bij huis zijn en kwam hij naar de boerderij van mijn vader. Als er onraad was kwam ook ingenieur Bosma vanaf de Mariahoeve van De Haas van Dorsser door het land heen naar Oud Rozenburg voor zijn veiligheid."

 

Jannie Verhagen-de Haas van Dorsser: "Mijn zwager ingenieur Bosma was een echte Fries. Als landbouwconsulent vertikte hij het om op gezag van de bezetter de boeren te verplichten om datgene te telen wat de voorschriften aangaven. Door die weigering moest hij met zijn gezin onderduiken. Zo kwam hij met mijn zus Leens en drie kinderen naar Rozenburg om op vaders boerderij het einde van de oorlog af te wachten."

 

Adriaan Koornneef: "Ik zat die dag in een kippenschuur van Leen van der Giesen. Daar stond een stapel stro-pakken tot aan de nok van de schuur. Door er van bovenaf in het midden een aantal pakken tussenuit te halen had ik een goede schuilplaats. Een Duitser kwam de schuur binnen, maar ik werd niet ontdekt. Later ben ik met Adriaan Bergwerff uit de Langeweg ondergedoken bij een bakker in Berkel Rodenrijs. Daar zaten we met nog twee andere onderduikers op zolder.

Ook in Berkel Rodenrijs zijn we enkele keren ternauwernood de dans ontsprongen. Adriaan Bergwerff reed met een zender in een jutezak achterop een fiets, toen er werd gecontroleerd. Gelukkig hoefde hij niet te stoppen. Bij een latere razzia zijn we via een landafscheiding naar Bergsenhoek gekropen en zó ontsnapt."

 

Maria de Hoog-Trouw, Zuid-Beijerland: "Doordat bij ons landerijen onder water waren gezet, werden wij bij onze grootouders, de familie Hugo van Vliet aan de Graspolderdijk, ondergebracht. In 1944 was ik 18 jaar en waren Annie Groenewegen en Trinet van Vliet mijn vriendinnen op Rozenburg. In huis was ook nog een onderduiker. Dat was Nico Lindhout uit Waddinxveen. Op een dag brak hij een been toen hij het radiotoestel uit de hooiberg haalde. 

Op advies van dokter Akkerhuis vertrok Nico in gezelschap van oom Rien met een taxi van Lievaart naar het Eudokia Ziekenhuis in Rotterdam. Enkele dagen later, Nico was inmiddels weer bij ons in huis, werd op Rozenburg die razzia gehouden. Gelukkig werden wij tijdig gewaarschuwd.

 

Boerderij van Hugo van Vliet.

Collectie: J. Bergwerff.

 

In de woonkamer was een luik precies onder de brandende kachel. De kachel werd verschoven, het luik geopend en Nico wurmde zich met zijn gebroken been door de kleine opening om onder de vloer te verdwijnen. In het stikkedonker lag hij zover mogelijk bij het luik vandaan. Nico moest wel op tijd eten. Kachel opzij, luikje open en dan moest ik als jongste en smalste door dat gat om hem onder de vloer z’n eten te brengen. Een onderduiker moest niet al te lang op dezelfde plaats blijven. Na Nico kwamen er vlak na elkaar twee onderduikers uit Schiedam. De vierde onderduiker was Frans Sonneveld van de Maasdijk. Frans was de laatste onderduiker, hij bleef tot aan de bevrijding bij ons."

 

Volbrecht van der Meer: "Ook werden er geregeld razzia’s gehouden op paarden. Adam Barendregt verloor hierbij een aantal paarden. Dat vond hij verschrikkelijk; de paarden waren zijn kinderen. Eén van die paarden was Nor. Dat paard was heel groot, maar heel mak; je kon er van alles mee doen. Toen Nor bij de veerboot kwam en alle andere paarden zag die daar stonden te wachten, raakte het dier in paniek. Ze hebben nog geprobeerd om hem voor een wagen te spannen, maar Nor sloeg alles en iedereen in stukken. Toen hebben ze hem maar weer losgemaakt en geruild voor het paard van Rinus Verdoorn. Barendregt is direct naar hem toegegaan om Nor terug te kopen, maar dan zat Verdoorn zonder vervoer. Voor hem was het bovendien een prima ruil. En voor Nor ook. In plaats van ploegen en een zware wagen trekken, kon hij zijn jaren slijten voor een lichte melkkros."

 

Jo Bergwerff: "Op 19 september was er een fietsenrazzia op Rozenburg. Als fietsenmaker had Van der Knaap een aantal fietsen in zijn werkplaats. Gewaarschuwd dat er een fietsenrazzia was, werden de fietsen verstopt in de kelder en op zolder. Op de zolder, het was immers schoonmaaktijd, werden de fietsen onder dekens bedolven en niet gevonden. De tijd was echter tekort om de fietsen in de kelder aan het oog te onttrekken, die werden dan ook gevonden. Een fiets die in beslag werd genomen was van Stijntje Touw, die samen met haar vader uit het onder water gezette Zuidland was opgenomen in het gezin van Van der Knaap, waar hun nichtje Leentje Touw ook in huis was. Stijntje Touw huilde tranen met tuiten om haar fiets. 

 

Leentje had een vrijstelling.

Collectie: J. Prooi.

 

Leentje Touw had als medewerkster van het Rode Kruis een vrijstelling voor haar fiets. Met deze vrijstelling stapte ze naar het hoge huis aan de Zanddijk waar de Grüne Polizei in zat en vroeg ‘haar’ fiets terug. ‘s Middags om twee uur was Stijntje weer in het bezit van haar fiets."

 

Manus de Bruin, 12 november 1944: Vorige week hebben ze voor de tweede keer fietsen gevorderd. Vorderen is een oorlogswoord, want is vredestijd zou je ‘diefstal’ zeggen. Dat mag natuurlijk niet en daarom doen ze ‘t mooie kleedje aan en zeggen ze heel fatsoenlijk ‘vorderen’. Als de meester dus later op school zou vragen wat vorderen was, zou je als antwoord geven:”Vorderen is diefstal op grote schaal, waar geen straf op staat”.

 

Manus de Bruin met kleine Wim op de stang van de fiets. Locatie: Kolenpad.

Foto: W. de Bruin.

 

Op ‘t ogenblik ben ik aan een tabaksnijmachine bezig. De ‘eigen teelt’ zoals we dat noemen, is zelfverbouwde tabak. Oom Izak en ik hadden 800 planten, waarvan er 400 voor de tuinder waren die er zijn land voor had afgestaan. Dus 400 planten hadden wij samen over. Daar komt zo ongeveer 16 à 17 kilo tabak vanaf, ruim voldoende voor beiden in een jaar. Nu moet de shag gesneden worden en dat hebben we gisteren geprobeerd. ‘t Ging reuze fijn.”

 

In haar dagboek schrijft Lijntje Moree: "De eilandbewoners moeten nu alles verbergen, want niets is meer veilig voor de vijand. Is er iets wat ze nodig hebben dan komen ze het gewoon weghalen en noemen het officieel ‘vorderen’."

 

Piet Kleijwegt: "Tijdens de kerkdiensten op zondag 5 november was er opnieuw een fietsenrazzia op Rozenburg. Ze hadden mijn fiets al eerder meegenomen toen ik op een avond bij Arie Voogt in de Vildersteeg was voor een bespreking. Die fiets hebben we later nog terug gezien toen er een Duitser afstapte dicht bij ons huis. Nu was het de fiets van mijn vrouw die op een vrachtwagen werd geladen. Ik besloot die wagen te volgen. Op het juiste moment, bij de afslag naar het Henkseweggetje, trok ik de fiets van de wagen. Terwijl de vrachtwagen de andere kant op ging reed ik zo snel als ik kon naar huis."

 

Volgende