ROZENBURG IN OORLOGSTIJD
Mobilisatie, Bezetting en Bevrijding
1939 - 1945
door John Prooi
INHOUD
Rampzalige dag voor Brielle
Rozenburgse brandweer blust in Maassluis
Brielse veerpont gezonken
De Arbeidsinzet
Dirk van den Beukel
Arie van der Knaap
Inleveren van radiotoestellen
Het Verzet in Rozenburg
Marauder crasht op de Beer
B-26 plonst in de Nieuwe Waterweg
Halifax bommenwerper boort zich in de Zuiddijk
Engelandvaarders bij Cornelis van der Meer
Crash B-17 op het land van Adriaan Barendregt
Kees Quak
Me 109 maakt noodlanding
ZEVENDE HOOFDSTUK
HET JAAR 1943
Rampzalige dag voor Brielle
De bemanningen van de Flying Fortress B-17 groepen van de Achtste Amerikaanse Luchtmacht werden op 4 maart geïnstrueerd voor een aanval op de spoorwegemplacementen in Hamm, in de noordoosthoek van het Roergebied. In Hamm bevonden zich de grootste rangeerterreinen van Duitsland en de Amerikanen waren van mening dat een klap daar een daalder waard zou zijn. Daar tegenover stond dat in de omgeving van Hamm ook de grootste flakconcentratie van Duitsland stond opgesteld, terwijl in het begin van 1943 de Luftwaffe op het hoogtepunt van haar macht stond. Het zou de langste dagvlucht boven vijandelijk gebied worden die de Amerikanen tot op dat tijdstip hadden gemaakt.
Hoewel de vliegtuigen opstegen in de grijze dageraad en het weer in Engeland uitgesproken slecht was, hadden de meteo-officieren voorspeld dat de bewolking boven het doelgebied zou breken. Op een noordoostkoers lieten de formaties, met de 306e Bomb Group in koppositie, Engeland achter zich. Ongeveer 80 kilometer uit de kust zwenkten ze naar het zuidoosten om vervolgens via Nederland op Hamm te koersen. De weersomstandigheden dreigden de aanvalsplannen te dwarsbomen. Boven de Noordzee hing een vrij dichte nevel die weinig goeds voorspelde. Nadat de kust van het vasteland bijna bereikt was en de weersvooruitzichten ongunstig bleven, besloot de leidende 306e Group de missie af te breken. Zonder te hebben gebombardeerd keerde de Group naar het vliegveld Thurleigh terug. De door majoor J.J. Preston geleide 305e Group, en de door luitenant-kolonel L. Robinson aangevoerde 303e Group, zwenkten evenwel af naar het zuiden waar de bewolking minder gesloten was. De beide Bomb Groups besloten hun bommen af te werpen op de scheepswerf Wilton-Fijenoord die in de vluchtplannen als gelegenheidsdoel was genoemd.
Een olietanker in een dok van Wilton-Fijenoord te Schiedam.
Collectie: Auke Visser.
De scheepswerf in Schiedam, waar het aantal werknemers in drie jaar van 4000 tot 6000 was toegenomen, had voor de Duitsers twee koopvaarders, twee olietankers en acht mijnenvegers gebouwd. Bovendien lag het casco van een Nederlandse kruiser op de helling en beschikte de werf over het 46.000 ton’s droogdok nr. 4 dat geschikt was om slagkruisers te dokken. Bij het bombardement kwamen naast een reeks treffers ook veel bommen in het water terecht; droogdok nr. 4 bleef gespaard. Op de terugweg naar Engeland vloog de formatie om ongeveer 10.20 uur boven Brielle.
Ondertussen was op vliegveld Schiphol alarm geslagen. Om 10.02 uur startte de daar gestationeerde Focke Wulf toestellen om de Amerikaanse vliegtuigen aan te vallen. De Duitse toestellen kregen om 10.17 uur vuurcontact met de B-17’s die op de westkoers vlogen. Eén van de Duitse jagers wist het rechter toestel dat in de achterste links vliegende formatie vloog, met zijn boordwapens te treffen. Na drie aanvallen van voren en linksonder verloor de B-17, een donkere rooksliert achterlatend, het contact met de formatie. De piloot van het Vliegende Fort die zijn vliegtuig en bemanningsleden trachtte te redden, ontdeed het vliegtuig van een aantal bommen. Volgens Duitse gegevens stortte de bommenwerper 10 à 12 kilometer ten westen van Hoek van Holland in zee.
De neergeschoten bommenwerper was de B-17F 42-5129 van het 368e Squadron van de 306e Bomb Group. Van de bemanning werd alleen het lichaam van 2e luitenant G.M. Frederick in zee aangetroffen. De luitenant werd in Rotterdam begraven. De overige bemanningsleden staan als vermist te boek op de Missinglist Holland.
Tragisch genoeg vielen vijf bommen van deze B-17 op Brielle. Eén bom viel in de haven bij het Slagveld. Het projectiel veroorzaakte zo’n ravage dat vier huizen onbewoonbaar werden. De overige huizen in de omgeving liepen grote schade op. Bagger en basaltstenen uit de kademuren kwamen in de Voorstraat terecht, waar ook enige huizen beschadigd werden. Hotel de Nymph zag er verschrikkelijk uit, veel ruiten lagen aan diggelen. De tweede bom viel in de Dijkstraat.
De Vakschool voor meisjes werd zwaar getroffen.
Foto's: Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg.
De drie bommen die in de Langestraat vielen veroorzaakten de meeste slachtoffers en schade; ook de Meisjesvakschool werd getroffen. Op dit fatale moment bevond de 14-jarige Rozenburgse Corrie Kleijwegt uit de Binnendijk zich met haar klasgenoten in de keuken van de Meisjesvakschool. De school was door de Duitsers gevorderd, alleen de keuken mocht door de leerlingen worden gebruikt. De andere leslokalen waren verspreid over verschillende scholen. De meisjes die les kregen in de Ambachtsschool werden zwaar getroffen. Veertien leerlingen vonden daar de dood.
Corrie Neuman-Kleijwegt, Hoek van Holland: "Door de verschrikkelijke taferelen die ik meemaakte, heb ik als verdoofd door de straten van Brielle gelopen. Daar zag Ko Barendregt mij en nam me achter op haar fiets mee naar huis. We zijn met het bootje van Nieuwesluis naar Rozenburg teruggegaan. Mijn fiets stond nog bij de school, maar zelf was ik onvindbaar. Daardoor werd ik als vermist opgegeven. Ik zou immers bij de slachtoffers kunnen behoren. Nadat men contact had opgenomen met het gemeentehuis van Rozenburg is burgemeester Ort zich er persoonlijk van komen overtuigen dat ik nog in leven was."
De Meisjesvakschool werd totaal verwoest, alleen de keuken bleef gespaard. Twee andere scholen, de Ambachtsschool en de Landbouwschool, werden zwaar beschadigd, maar konden provisorisch hersteld worden. Op deze rampzalige dag voor Brielle vielen 22 dodelijke slachtoffers. Veertien leerlingen waren jonger dan 16 jaar. Bovendien raakten vier scholieren en vijf burgers zwaar gewond. Na de oorlog werd begonnen met de wederopbouw van het gehavende Brielle. In de Dijkstraat en de Langestraat verrezen nieuwe huizen. Ook de Meisjesvakschool en de Ambachtsschool werden herbouwd. In de laatst genoemde school werd een gedenksteen ingemetseld.
Rozenburgse brandweer blust in Maassluis
Op donderdag 18 maart, omstreeks 15.35 uur, naderden 12 Ventura bommenwerpers van het 464e Squadron van de Royal Australian Air Force (RAAF) op grote hoogte Maassluis om een bombardement uit te voeren op de voorraadtanks van het oliebedrijf Witol, gelegen op het Stort. Drie minuten later klonk het luchtalarm. Te laat; in de tussenliggende tijd waren er 30 brisantbommen van 250 kilo, 50 tot 60 fosforbommen en een ontelbaar aantal brandbommen afgeworpen. De eerste branden braken uit aan de Noordvliet, Wagenstraat en Geerkade. Direct kwam de hulpverlening op gang. Ploegen van de opruimings-herstellingsdienst, EHBO’ers en de plaatselijke brandweer werden naar de genoemde plaatsen gedirigeerd.
De Noorddijk in Maassluis na het bombardement.
Collectie: Gemeentemuseum Maassluis.
Toen er ook melding werd gemaakt van brand op de Noorddijk was er geen blusmateriaal meer beschikbaar; al het aanwezige materiaal was al ingezet. De alles verslindende vlammen deden intussen hun vernietigende werk op de Noorddijk, waar bewoners trachtten te redden wat er te redden viel.
Om de onzekere situatie zo snel mogelijk de kop in te drukken, werd aan omliggende gemeenten om assistentie verzocht. Brandweerkorpsen uit Maasland, Vlaardingen, Rozenburg, Schiedam, Rotterdam en Den Haag reageerden direct op de noodkreet. Ook een bluswagen van de Ordnungspolizei werd ingezet.
Rozenburg leverde haar bijdrage door beide brandweerwagens in te schakelen. Deze twee wagens, een T-Ford uit 1925 en een Opel-Blitz uit 1940, werden ingezet bij de bestrijding van branden in de Wagenstraat en rond de Grote Kerk op de Schans, waar inmiddels ook branden waren uitgebroken. Door een van de Rozenburgse wagens werd later ook assistentie verleend bij de Gereformeerde Noorderkerk aan de Nieuwe Kerkstraat. Een Springcommando werd ingezet in verband met gevonden blindgangers. Om middernacht waren alle branden geblust.
De Rozenburgse brandweer werd ingezet bij branden in de Wagenstraat en rond de Grote Kerk.
Collectie: Gemeentemuseum Maassluis.
Maassluizers bekijken de schade aan de kerk.
Collectie: Gemeentemuseum Maassluis.
Jo Bergwerff: "Die ontploffingen klonken zó hard dat ik eerst dacht dat er bommen op Rozenburg waren gevallen. Ik klom op het dak en zag dat Maassluis getroffen was. Onmiddellijk sprong ik op mijn fiets om daar naar toe te gaan. Bij de veerboot was al één loopplank opgehaald, via de tweede kon ik nog net aan boord komen.
Op de Burgemeester de Jonghkade lagen van veel huizen de ramen er uit. Ik fietste verder richting Markt, waar aan de Noordvliet branden waren uitgebroken. Met man en macht was men daar bezig om spullen uit de winkels te sjouwen. Ik hielp mee om sieraden en uurwerken uit de winkel van Biluska in veiligheid te brengen. De goederen werden per bakfiets vervoerd naar de Put, een braakliggend stukje grond op de hoek van de Zuiddijk en de Haven. Meerdere malen duwde ik de bakfiets de Wip op, om na de spullen gelost te hebben weer remmend naar de Markt te gaan.
Bij mijn derde rit kwam er tijdens het lossen iemand aanlopen die nogal wat kostbaarheden in een zak stopte. Ik dacht dat het de eigenaar was, het was allemaal zo chaotisch. Later bleek dat arbeiders van de Dienst Uitvoering Werken en van de Organisatie Todt, die van de Beer kwamen op weg naar het NS-station in Maassluis, huizen waren binnengedrongen. Toen ik naar de pont fietste om met de boot van zes uur naar huis te gaan, zag ik dat de Grote Kerk beschadigd was. ‘s Avonds om acht uur keek ik richting Maassluis en zag dat de torenspits in brand stond."
De eindbalans van deze ramp: 19 doden, vier zwaargewonden en een 50-tal lichtgewonden. Vele woningen en winkelpanden werden beschadigd of gingen geheel verloren. Drie fabrieken: Wallramit, een hardstaalmaatschappij; N.V. Verenigde Touwfabrieken en de N.V. Graanmalerij A.L. Verhagen alsmede de Grote Kerk met zijn historische waarde, werden zwaar getroffen. Het unieke en beroemde Garrelsorgel bleef op miraculeuze wijze gespaard.
Het opruimen van blindgangers zou nog enige dagen duren. Zo werden er niet geëxplodeerde bommen gevonden achter de gashouder in de Kapelpolder en achter de Grote Kerk. De bewoners van de Kapelpolder moesten hun woningen verlaten. Voor zover geen onderdak beschikbaar was, werden ze ondergebracht in de Mr. de Visserschool en in het gymnastieklokaal van de Groen van Prinstererschool.
Nauwelijks bekomen van de ramp van vier dagen eerder, werd Maassluis op 22 maart opnieuw getroffen. Volgens het rapport van hoofdagent E. Slootheer, waarnemend hoofd van de Luchtbeschermingsdienst, wierpen om twee uur in de middag geallieerde toestellen acht à tien brisantbommen, ongeveer 30 fosforbommen en een aantal brandbommen boven Maassluis uit. Deze aanval werd uitgevoerd door 12 Ventura bommenwerpers van het 487e Squadron van de Royal New Zealandian Air Force (RNZAF).
Het gymnastieklokaal van de Groen van Prinstererschool werd door brisantbommen getroffen, waarvan het voorgedeelte werd vernield. De school waarin zich ongeveer 300 kinderen bevonden werd niet getroffen. Er was alleen glas- en andere schade. Omdat de fosfor- en de brandbommen in open terrein terechtkwamen, werd er geen schade aangericht. Daar het vermoeden bestond dat van de brandbommen enigen niet waren ontploft, werd een gedeelte van de woonwijk in de nabijheid van de school ontruimd en de bewoners geëvacueerd. Nadat een onderzoek was ingesteld naar blindgangers en deze waren opgeruimd door een Springcommando, werd dit woongedeelte de volgende dag vrijgegeven.
Brielse veerpont gezonken
Het stormde op 7 april zó hevig dat kapitein Janus Kweekel van de Brielse veerpont besloot in de loop van de middag de veerdienst te staken. Een paar Duitsers die met hun auto naar Rozenburg wilden, gaven hem bevel te varen. Ook de andere wachtenden mochten mee met de veerboot. Wat kapitein Kweekel verwachtte gebeurde. De machines van de Notaris van den Blink waren niet opgewassen tegen de vliegende noordwesterstorm.
Jan Meijer, aan boord met een paard en wagen van Aai Noordermeer: "Eén, soms twee keer per week moest ik naar Den Briel om proviand te halen voor de Duitsers. Brood, drank, sigaretten, van alles. Onder geleide van één of twee Duitsers werden de goederen afgeleverd bij de stelling bij Stehouwer, de zoeklichtopstelling op de Heuvel en de stelling op de Bosch.
Het was vreselijk die dag. Bij het sluisje vlakbij de Visserij liep de boot tegen de kant. Toen moest de sleepboot Mark van Piet Smit die daar regelmatig met modderbakken voer, te hulp worden geroepen. De sleepboot zou ons naar Zwartewaal slepen, maar we waren nog maar halverwege toen de tros brak.
De storm had nu vrij spel en even later klapte de veerboot tegen de basaltstenen van de haven van Nieuwesluis. Hij hing hoog schuin tegen de glooiing en liep door de patrijspoorten vol met water. De kabel waarmee de pont was vastgezet knapte en toen was er geen redden meer aan. Met moeite zijn de mensen, tot hun middel in het water, aan wal gekomen. Het paard gleed naar de reling, kwam daar klem te zitten en is zo verdronken.
De gezonken veerboot Notaris van den Blink.
Foto's : J. Bergwerff.
De meeste passagiers gingen met de RTM stoomtram naar Rotterdam, maar ik ben doorweekt in het donker naar Zwartewaal gelopen. In een café kon ik me wat opwarmen en kreeg een borrel aangeboden. Toen hebben ze me naar Den Briel gebracht. Daar kreeg ik droge kleren en heb op een strozak in het gemeentehuis geslapen. Ze hebben nog naar het gemeentehuis in Rozenburg gebeld, maar daar zijn ze vergeten om de boodschap aan mijn vrouw Heiltje te gaan zeggen. ‘s Nachts is ze naar het gemeentehuis gegaan om te zeggen dat ik niet thuis was gekomen."
Ook de veerdiensten Maassluis, Rozenburg en Vlaardingen, Brielle ondervonden last van de storm. Zo dreef de Hoofdingenieur van Elzelingen af naar Vlaardingen. De veerboot die de dienst tussen Vlaardingen en Brielle onderhield voer niet verder dan Nieuwesluis. De passagiers gingen hierna gezamenlijk naar Zwartewaal, waar ze op de RTM stoomtram stapten.