ROZENBURG IN OORLOGSTIJD

Mobilisatie, Bezetting en Bevrijding

1939 - 1945

 

door John Prooi

 

INHOUD

Verduisteringsvoorschriften

Uitreiking persoonsbewijzen

Verstrekking bonkaarten

V-aktie

Vier bommenwerpers neergeschoten

Henk Kistemaker

Koperwerk op de Beer

Een zwarte dag voor No. 2 Group

 

VIJFDE HOOFDSTUK

HET JAAR 1941

 

Verduisteringsvoorschriften

De burgemeester van Rozenburg liet op 18 januari de burgers schriftelijk in kennis stellen van het feit dat de Wehrmacht had geconstateerd dat op verschillende plaatsen op het eiland, voornamelijk aan de Zuidzijde, de uitgevaardigde voorschriften onvoldoende werden opgevolgd en uitgevoerd. Vooral het naleven van de verduisteringsvoorschriften liet volgens de bezetter veel te wensen over. In verband hiermee arresteerde de Duitsers een ingezetene van Rozenburg. Het werd de burgemeester duidelijk gemaakt dat de Duitsers hiermee door zouden gaan tot de bewoners beter zouden meewerken aan de uitvoering van de voorschriften.

 

De burgemeester besluit zijn schrijven met: “Er is thans een voorbeeld gesteld. Laten diegenen, die nog niet ernstig van hun plichten tegenover hun mede-ingezetenen zijn doordrongen, zich dan nu daarvan bewust worden en alles nalaten wat niet in hun eigen belang maar ook niet in dat van hun buren en alle Rozenburgers is. Bedenk dat ook aan de gemeente hoge boete’s opgelegd kunnen worden. De politie heeft opdracht streng op te treden. Rozenburgers! Dit is mijn laatste waarschuwing en tevens een oproep om in ons aller belang zich geheel te onderwerpen aan wat ons allemaal door de omstandigheden is opgelegd. Alleen hierdoor kan de rust in de gemeente verzekerd blijven, waarmede wij allen gebaat zijn”.

 

Uitreiking persoonsbewijzen

Burgemeester Just de la Paisières maakte op 1 april bekend dat de identiteitsbewijzen van september 1940 moesten worden vervangen. Er werd een aanvang gemaakt met de uitreiking van persoonsbewijzen.

 

Collectie Gemeentearchief Rozenburg.

 

Dit document met elementaire persoonsgegevens moest men altijd en overal ter iden­tificatie bij zich dragen en was van toepassing op elke inwoner die ouder was dan veertien jaar. Men diende dit persoons­bewijs persoonlijk bij de gemeente-secretarie te komen afhalen. Hierbij moest men in het bezit zijn van twee gelijke pasfoto’s die aan bepaalde eisen moesten voldoen.

 

 

Persoonsbewijs van timmerman Hermanus de Bruin.

Collectie W. de Bruin.

 

Met de invoering van deze persoonsbewijzen, ontwerp van de Nederlander J.L. Lentz, waren de Duitsers uiterst tevreden. Zelfs de Duitse deskundigen stonden verbaasd van het ontwerp waarmee in Nederland aan de slag was gegaan. Het Nederlandse persoonsbewijs was minder fraudegevoelig dan de Kennkarte, het Duitse identiteitsbewijs. Lentz’ ontwerp gold als maximaal fraudebestendig vanwege een groot aantal toepassingen; een kartonsoort die raderen praktisch onmogelijk maakte, een watermerk, dubbele vingerafdrukken, een gecompliceerde kleefstof onder de foto, hypermoderne inkt die onzichtbaar was onder kwartslicht en overgevoelig voor oplosmiddelen. Voor het Verzet betekende dit een gigantische opgave om persoonsbewijzen te wijzigen of na te maken. In december 1940 begon het Staatsbedrijf der Algemene Landsdrukkerij in Den Haag met het drukken van enkele miljoenen persoonsbewijzen.

De illegale persoonsbewijzen-centrale slaagde er medio 1944 in een voorraadbus te pakken te krijgen met speciale, voor de ondergrond gebruikte, paarse inkt die bij het licht van een kwartslamp onzichtbaar werd. Enkele maanden voor de bevrijding verwierf diezelfde PBC van de Landsdrukkerij een kopie van het zetsel dat voor de tekstdruk van het persoonsbewijs gebruikt werd. Bij werkelijk grondige controle kon van elk gewijzigd of nagemaakt persoonsbewijs de onechtheid vastgesteld worden. Dat zoveel tienduizenden toch met een onecht persoonsbewijs de bezet­ting doorgekomen zijn lag uitsluitend aan het feit dat de controle over het algemeen een vluchtig karakter droeg.

 

Verstrekking bonkaarten

Al voor de oorlog was de Nederlandse bevolking vertrouwd geraakt met het distributiesysteem. Het distributieapparaat had ten doel schaarse artikelen rechtvaardig onder de bevolking te verdelen. Iedere Nederlander had een distributiestamkaart waarop bonnen verkrijgbaar waren. Vervolgens kon men hiermee een bepaalde hoeveelheid goederen worden gekocht. Door mededelingen in de krant werd bekend gemaakt wanneer er bonkaarten afgehaald konden worden en welke bonnen in een bepaalde periode geldig waren. Er waren bonnen voor levensmiddelen, brandstoffen, tabak en versnaperingen. In geval van ziekte of zware arbeid kreeg men een extra toewijzing. 

 

Aanvankelijk werden in de vakjes van deze kaart aantekeningen geplaatst wanneer een bepaalde bonkaart was uitgereikt. In 1941, toen bijna alles op de bon was en de kaart snel vol dreigde te raken, werd een inlegvel toegevoegd. Op dat vel werd in een vakje de datum gestempeld waarop een bonkaart voor levensmiddelen was uitgereikt en werd tegelijk een bonnetje afgeknipt en ingehouden.

Eind 1943 gingen de Duitse autoriteiten over tot uitgifte van een tweede distributiestamkaart. Deze werd nu gekoppeld aan het persoonsbewijs. Vooral door de activiteiten van het Verzet, dat distributiestamkaarten vervalste om onderduikers te kunnen voorzien van voedsel en kleding, werd tot deze verandering besloten.

 

Distributiestamkaart van Johannes van Dam.

Collectie J. Prooi.

 

Mien Kleijwegt, toen acht jaar: ”Aan de Bomendijk had mijn vader een kruidenierswinkel. Daarnaast verkocht hij een groot assortiment aan artikelen, zoals klompen en oliegoed. Het was zo’n beetje de Winkel van Sinkel. Mijn vader maakte graag een praatje met de klanten. In het begin van de bezetting merkte je nog niet zoveel van de oorlog. Er waren nog veel dingen verkrijgbaar, maar dat werd steeds minder. Wij moesten thuis de bonnen die in de winkel werden ingeleverd op kaarten plakken. De volle bonkaarten gingen daarna naar de grossier. Op een gegeven moment was het snoepgoed op en verkochten alleen nog maar ouwel en zwart-wit. Er werd ook veel geruild en gerommeld. Je zat hier op het platteland, dus honger hadden we niet. We hadden klandizie van boeren, van drie bakkers en de melkboer. Zo hielp de een de ander. Het eigen gebakken brood was niet lekker, het was zo klef als wat en bleef gewoon aan je mes plakken. In de winkel waren veel surrogaat artikelen te koop. Je kreeg koffie-extract in flessen en tabletten voor Santé thee. Zo had je ook een bakproduct dat onder de naam Mina Bakgraag werd verkocht.”

 

Colletie: Gemeentearchief Rozenburg.

 

V-actie

De Nederlandse sectie van de BBC nam begin april een initiatief van de Belgische sectie over; de luisteraars in bezet gebied aansporen de letter V, van Victory, op muren en schuttingen te schrijven. Het was een oproep waar overal in ons land gehoor aan werd gegeven. Ook raakten nieuwe uitroepen en gebaren in zwang, die stuk voor stuk getuigden van vertrouwen in een nederlaag voor Duitsland. De lettercombinatie OZO (Oranje Zal Overwinnen) was al in de herfst van 1940 populair geworden. De groet ‘hallo’ kreeg een andere betekenis en stond voor: hang alle laffe landverraders op.

 

N.S.B. propaganda, met aantekeningen van Manus de Bruin.

Collectie W. de Bruin.

 

Op Rozenburg werd het steeds onrustiger. Door NSB’ers werden ‘s nachts pamfletten op telefoon- en lantaarnpalen geplakt, die door anti-Duits gezinden ‘s morgensvroeg daar weer vanaf waren gescheurd. De oproep om het V-teken overal op te schrijven werd op het eiland begrepen en uitgevoerd. Ook de gewoonte om bij het passeren elkaar een knipoog te geven als groet, waarbij de rechterarm werd opgeheven en daar­bij de wijs- en middelvinger in V-vorm gespreid, raakte in korte tijd ingeburgerd. Hierbij werd ook wel Verkade geroepen. Dit begrip sloeg dan op de initialen uit de zin: Vrijheid en recht kennen alleen de Engelsen. Het dragen van afbeeldingen van leden van het Oranjehuis, menigeen droeg een zilveren munt waarin de beeldenaar van koningin Wilhelmina uitgezaagd was, werd begin mei verboden. Onmiddellijk ging men er toe over militaire knopen waar de Nederlandse leeuw op stond, als vaderlandsgezind insigne te dragen. Het kwam hierop neer dat de anti-Duitse gezindheid die sinds de zomer van 1940 gegroeid was, zich in het dagelijks leven steeds sterker in kleine uitdagende demonstraties ging uiten. Het waren kleinigheden, maar het irriteerde de Duitsers uitermate. Het was iets wat ze niet de kop in konden drukken.

 

Vier bommenwerpers neergeschoten

Op 28 april, om 8.22 uur, rapporteerde een Bristol Blenheim van Coastel Command van de RAF dat een konvooi Duitse schepen, bestaande uit twee torpedobootjagers en acht vrachtschepen, op 17 kilometer zuidwestelijk van Texel in zuidelijke richting voer. Besloten werd om het konvooi aan te vallen met vier Blenheims van het 59e Squadron. Zij werden geëscorteerd door drie Blenheims van het 235e Squadron. Omstreeks 10.18 uur stegen de Blenheims van het 59e Squadron op vanaf Thorney Island en vielen om 12.12 uur het konvooi aan wat op dat moment de Berghaven van Hoek van Holland binnenvoer. Ter bescherming bleven de escorteerde Blenheims net onder het wolkendek rondcirkelen.

Alhoewel een torpedobootjager werd getroffen, eindigde de aanval voor de Britten in een drama. De vier aanvallende bommenwerpers werden kort na elkaar door flakgeschut neergehaald en stortten nabij de monding van de Nieuwe Waterweg in de Noordzee. Slechts twee vliegers overleefden de aanval en die werden door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt.

Eén van de Blenheims die werd neergehaald was de V6097. De drie bemanningsleden van de bommenwerper kwamen daarbij om het leven. De piloot, luitenant Herbert Badland, spoelde op 13 juni aan op het strand van Rockanje en werd aldaar gegraven. Sergeant Albert Hazell staat te boek als vermist. Sergeant Henderson spoelde op 8 augustus aan op het strand van het eiland Rozenburg. De sergeant werd twee dagen later ter aarde besteld op de Algemene Begraafplaats te Hoek van Holland.

Ook de drie bemanningsleden van de Blenheim V5520 die bij de aanval verloren ging, liggen in Hoek van Holland begraven: luitenant Sydney Collier, sergeant John Mingham en sergeant William Powell.

 

Henk Kistemaker

In de nacht van 29 op 30 april werden twee woonhuizen in Rozenburg door bommen getroffen. Deze waren afkomstig uit toestellen van Bomber Command van de RAF die aanvallen uitvoerden op olieopslagplaatsen te Rotterdam, Vlaardingen en Maassluis. De 19-jarige Henk Kistemaker kwam door een slagaderlijke bloeding om het leven. Zijn zus Ans raakte gewond. Henk was de jongste zoon van Derk Jan Kistemaker en Aagje Neeltje Vat.

 

De getroffen panden aan de Langeweg 2 en 4.

Foto: Gemeentearchief Rozenburg.

 

Jo Bergwerff: “Die onrustige nacht stond ik voor het zolderraam. Ik hoorde het gehuil van vallende bommen en de erop volgende ontploffingen kwamen met de seconde dichterbij. De laatste bom beschadigde villa ‘t West van de familie De Haas van Dorsser. Zij waren onze buren, ze woonden op honderd meter van ons huis.

Hoewel mijn vader zei: ‘Doe dat nou niet’, ging ik toch naar buiten. Ik wilde weten wat er gebeurd was. Ik liep in het aardedonker het bruggetje over, de dijk op waar ik mijn vriend Ben Visser tegenkwam. We kwamen bij de woning van mevrouw Leerink aan. Politieman Hijwegen die daar in de kost lag, kwam de trap af. Het gebroken vensterglas kraakte onder zijn laarzen. ‘Hebben jullie een sigaret voor me?’, waren zijn eerste woorden. Met trillende handen stak hij de aangeboden sigaret op. Terwijl we verder liepen viel Ben met een schreeuw in een bomkrater in het wegdek van de Bomendijk, ter hoogte van villa ‘t West. 

 

De Bomendijk, ter hoogte van villa 't West (rechtsonder).

 

Elektriciteitsdraden hingen om de bomkrater heen op de grond. Ik trok Ben uit de bomkrater en we liepen naar de oprit Bomendijk, Langeweg. Omwonenden stonden bij de ernstig beschadigde woningen van de families Klapwijk en Kistemaker. We gingen bij de bominslag staan om te voorkomen dat er nóg iemand in die krater zou vallen.

Er heerste een zenuwachtige spanning. Henk en Ans waren gewond, de dokter moest komen. Manus Kistemaker, de oudste zoon, fietste naar dokter Boehmer. De dokter zag gelijk de ernst van de situatie in en verzocht Lievaart te komen met de Chevrolet personen­auto die ingericht was voor ziekenvervoer. Ans Kistemaker had een verbrijzelde kaak aan de linkerkant. Henk was gewond aan een been en er was een bomscherf bij zijn slaap binnengedrongen.”

 

Ans Hordijk-Kistemaker: “Dokter Boehmer wilde wel mee gaan naar het ziekenhuis, maar zijn vrouw was hoogzwanger. Toen is buurman Gerrit Klapwijk meegegaan. Ziekenhuizen in Vlaardingen en Schiedam hadden geen plaats. Het Diaconessenhuis in Rotterdam was ook vol, maar er werd in de keuken een plaatsje voor mij vrijgemaakt. Ik kon na zes weken het Diaconessenhuis verlaten."

 

Henk Kistemaker.                    

Foto: H.J. Kistemaker.

 

"Dominee Brouwer kwam het droevige bericht brengen dat Henk aan zijn verwondingen was overleden. Later is mij verteld dat moeder op dat moment een uit het puin gehaalde stoel stond af te stoffen. Ze was zo verdoofd door alles, dat ze maar door bleef wrijven aan de stoel. Moeder is nooit meer de oude geworden. Toen mijn ouders de eerste keer bij mij in het ziekenhuis op bezoek kwamen had moeder een veel te wijde mantel van buurvrouw Klapwijk aan. Vader was in het trouwpak van Jan van der Meijden. Alles was thuis beschadigd, ook onze kleding.”

 

 Op 5 mei werd Hendrik Machiel Kistemaker, geboren op 29 juni 1921, door buurjongens en vrienden 

naar zijn laatste rustplaats op de Algemene Begraafplaats in Rozenburg gebracht.

Foto: H.J. Kistemaker.

 

Volgende