ROZENBURG IN OORLOGSTIJD
Mobilisatie, Bezetting en Bevrijding
1939 - 1945
door John Prooi
INHOUD
Luchtafweergeschut bij Berkhout
Flying Officer Percy Rowan
Berging wrak Bewakingsvaartuig BV19a
Begrafenis Britse militairen in Vlaardingen
Rozenburgse gemeenteraad voor het eerst bijeen
Fairey Swordfish neergestort in polder Zuid-Blankenburg
Luchtgevecht boven aardbeienveld aan de Bosselaan
Crash Fairey Swordfish in polder Oud Rozenburg
Legitimatie verplicht gesteld
Mattheüs Sala
Kerstmis 1940
VIERDE HOOFDSTUK
22 MEI – 31 DECEMBER 1940
De helft van het dienstplichtige- en reservepersoneel mocht op woensdag 22 mei naar huis. Twee weken later kregen de overigen verlof om te vertrekken. Half juli was de demobilisatie grotendeels voltooid. Gelukkig bleek er onder de ruim honderd Rozenburgse militairen niemand te zijn omgekomen. Er was slechts één gewonde, de infanterist Cees Nieuwenhuizen die bij het legeronderdeel 2-1-24 R.I. diende. Bij Rhenen raakte hij op 13 mei gewond. Nieuwenhuizen werd in zijn linkerbeen getroffen door een aantal granaatscherven.
Johanna Assenberg van Eijsden-Nieuwenhuizen: “Nadat er vijf scherven verwijderd waren bleef het been pijnlijk. Bleek er nóg een scherf in te zitten. Het eerste dat hij deed toen hij bijkwam van de operatie was voelen of zijn been er nog aanzat. Hoewel de genezing slechts langzaam vorderde, kwam het met zijn been weer geheel in orde.”
Johannes Gerrit Romers, gehuwd met Barbara van der Vliet en vader van twee jonge kinderen, keerde op 28 mei nogal verfomfaaid, terug in Rozenburg. “Een zenuwentoestand”, aldus zijn vrouw die al die tijd niets van haar man had vernomen.
Adam Varekamp: “Op 24 mei kreeg ik te horen dat ik de volgende dag naar huis mocht. Ik was gemobiliseerd geweest in Den Haag en Scheveningen en vanaf januari in Noordwijk. In de oorlogsdagen zijn we nog opgerukt naar Delft. Na de capitulatie lagen we daar in een schuur, maar we moesten wel doorgaan met het afrijden en verzorgen van de paarden.
Maar je was wel krijgsgevangene en ik ging wat graag naar huis op die 25e mei. Toen ik ‘s morgens van de veerboot kwam stond er al een Duits zoeklicht op de Veerheuvel. ‘s Avonds kwamen de Duitsers met het veer vanaf Maassluis. Ik werkte bij de gebroeders Berkhout en juist daar in het weiland werd achter de boerderij een stelling gebouwd.”
Bij de boerderij van Berkhout werd een stelling gebouwd.
Tekening: J.T. Prooi.
Deze stelling bestond uit een batterij van vier stukken luchtdoelgeschut van 88 millimeter. Dit flakgeschut schoot een negen kilo zware granaat naar een maximale hoogte van 8000 meter. Per minuut kon de bediening van tien man maximaal 15 schoten afvuren. Voor de kanonniers was het richten op een vliegend vliegtuig een uiterst moeilijke zaak. Als er bijvoorbeeld gevuurd moest worden op een vliegtuig dat op 4000 meter hoogte vloog, dan had de granaat zes seconden nodig om die hoogte te bereiken. In die zes seconden was een toestel dat met een snelheid van 270 kilometer per uur vloog, al 450 meter verder. De flakbediening moest deze gegevens over hoogte en snelheid verkrijgen met de zogenaamde predictor. Dit hulpmiddel gaf aan de hand van ingevoerde gegevens, informatie betreffende de hoek waaronder gevuurd moest worden en de looptijd die aan de granaten moest worden ingesteld. Een ingenieus elektrisch schakelsysteem gaf deze gegevens onmiddellijk en continu door van de predictor naar de kanonnen. Er verliepen ongeveer 20 seconden vanaf het invoeren van de doelgegevens tot aan het afvuren van het eerste salvo. Overdag was het voor de predictorbemanning niet zo’n probleem om hun berekeningen te maken, mits het doel zichtbaar was. Bij nacht was dit niet mogelijk en moest men vertrouwen op de geluidslokator en zoeklichten.
Collectie Gemeentearchief Rozenburg.
De plaatsing van flakgeschut in het weiland van Berkhout hebben vooral de Rozenburgse tuinders ondervonden. Enkele ogenblikken nadat de granaten hoog in de lucht ontploften, hoorde je de granaatscherven met een fluitend geluid omlaag komen. Daar waren kassen warenhuisruiten en het platglas niet tegen bestand. Enkele malen werd er vee getroffen door scherven. Adam‘s wederhelft Aartje Varekamp weet nog dat op het Stort in de Bossepolder een zoeklicht en drie stukken geschut van klein kaliber stonden opgesteld. Op het weiland van Niek van Gaalen werd een schijnstelling gebouwd, aan de rechterkant van de Volgerweg, naast het weiland van de gebroeders Van der Kooij. De uit hout gemaakte kanonnen dienden om de Britten te misleiden. In het weiland van Berkhout werd door de Duitsers een straat aangelegd. Het was duidelijk dat ze niet van plan waren om snel te vertrekken.
Aadje Berkhout: “Ik was acht jaar toen het geschut werd geplaatst Als kind dacht ik toen, het is net kermis met al die grote wagens en die drukte. De Duitsers waren enkele dagen eerder bij Van Gaalen op Welgelegen geweest. Blijkbaar was het bij ons beter geschikt, want ineens waren ze er. We werden gewoon overrompeld. Die eerste nacht sliepen de soldaten in de stal, want er was nog niets opgebouwd. De voorkamer bij de vijver moesten we ontruimen, dat werd hun 'schreibstube' en dat bleef zo tot ze vertrokken. Bij buurman De Regt was een luitenant ingekwartierd.”
Jaapje de Regt-Qualm: “Toen de soldaten het weiland op wilden stond er een dampaal in de weg. Een luitenant besliste: ‘Eraus!’ De dampaal stond blijkbaar goed vast en toen het niet snel genoeg opschoot ging de luitenant verwoed mee staan wrikken. Ineens schoot de paal los en de luitenant dook met dampaal en al de sloot in. Vanonder tot boven onder het kroos kroop de officier kletsnat uit de sloot. Wat heb ik gelachen, maar de luitenant kwam wel naar mij toe. Buiten op het straatje achter ons huis kleedde hij zich uit. Toen zijn onderbroek aan de beurt was ben ik maar naar buurvrouw Hoogenboom gegaan. Het was niet de luitenant die bij ons werd ingekwartierd, die heette Simkaat. Die is ongeveer een jaar bij ons geweest. Hij werd overgeplaatst naar Kethel en later hebben we gehoord dat hij in Frankrijk is gesneuveld.
De hoogste officier in rang kwam nogal eens bij buurvrouw Hoogenboom. Dan wilde hij graag dochtertje Janie even zien. Hij had zelf kinderen, waaronder een meisje zoals Janie, thuis in de Heimat. ‘t Waren gewoon aardige mensen. Ze moesten wel dienst nemen bij de Wehrmacht, want als ze weigerden kregen ze de kogel, zo maakten de soldaten ons duidelijk.”
Trijntje Lievaart-Quak: “De stal van onze boerderij Oud Rozenburg werd gevorderd voor soldaten die de stelling in het weiland van Berkhout bemanden. Op het erf stond de keukenwagen. We hadden 100 kippen, maar toen de soldaten een half jaar later vertrokken bleken er slechts 23 over te zijn. Ze wisten zogenaamd van niets, maar de kippenveren in het houthok logen er niet om. Met de eieren wisten ze ook wel raad. Een oberleutnant sliep bij ons op de zolder. Hij werd elke ochtend door een ondergeschikte gewekt. Die kwam op Hollandse klompen de trap op. Nou, dat hebben we hem toch wel afgeleerd. De kelder had een buitendeur en daar werd van alles in gesleept. Uiteraard was daar ook schnapps bij, wat het nodige kabaal vanuit de kelder opleverde. Toen de koeien in november op stal moesten, waren wij die Duitsers kwijt.”
De stal van boerderij Oud Rozenburg werd gevorderd.
Aquarel van J.T. Prooi.
Jan Willem Boehmer: “Als opvolger van dokter Leerink die op 4 maart 1939 was overleden, was ik huisarts op het eiland Rozenburg van maart 1939 tot januari 1946. Ondanks de oorlogsjaren die wij er beleefden, heeft Rozenburg voor mijn vrouw en mij heel prettige herinneringen. Wij zijn op 6 juli 1939 getrouwd en woonden in het doktershuis Villa Gerda, beneden aan de Bomendijk, tegenover de Immanuëlkerk. We hebben op Rozenburg onze drie kinderen gekregen. Toen onze zoon Jaap op 1 oktober werd geboren, knetterde het luchtafweergeschut bij Berkhout aan de Dwarsweg hevig. Granaatscherven vielen zó op ons dak dat ik Bets Lievaart de kraamverzorgster, niet durfde te gaan halen. We hebben het samen opgeknapt. Pas de volgende dag is Bets gekomen om mijn vrouw en Jaap te verzorgen.”
Huisarts Jan Willem Boehmer met zijn gezin.
Foto: J. Bergwerff.