ROZENBURG IN OORLOGSTIJD 

'Mobilisatie, Bezetting en Bevrijding'

1939 - 1945

 

door John Prooi

 

INHOUD

Douglas 384 landt bij strandpaal 122.5

Watervliegtuig R.2 maakt noodlanding

Het vuurgevecht in de Noordbankpolder

De Rozenburgse Burgerwacht

De toestand in Blankenburg

Veerboot buiten dienst

 

TWEEDE HOOFDSTUK

10 MEI 1940

 

Douglas 383 landt bij strandpaal 122.5

Ypenburg, 10 mei. Aan één zijde van het vliegveld stonden elf Douglas toestellen en haaks daarop negen Fokker D.21 jagers startklaar opgesteld. Het luchtalarm werd om 4.00 uur gegeven bij het naderen van een groot aantal vliegtuigen uit zuidwestelijke richting. Hoewel het vliegveld Ypenburg in opperste staat van paraatheid verkeerde kwam de Duitse luchtaanval toch nog onverwachts.

 

Terwijl Heinkel III bommenwerpers kort na het alarm hun eerste bommen lieten vallen op en rond het vliegveld, konden de D.21 jagers ongedeerd opstijgen. Onmiddellijk raakten zij in felle gevechten verwikkeld. Hierna volgden de Douglas toestellen, trachtend in een tweede aanvalsgolf van de grond te komen. De laatste toestellen voerden een soort slalom uit om de inslaande bommen te ontwijken, wat wonderwel lukte. Sergeant-vlieger Dirk Lub die de Douglas 384 vloog, zag hoe tijdens de start een inslaande bom 25 meter voor zijn toestel de aarde deed opspatten. Toch steeg hij op. Aan de bommenregen ontkomen constateerde Lub dat er nauwelijks één kilometer buiten de startbaan al een neergeschoten vijandelijk toestel lag. Boven de vliegbasis vlogen voornamelijk Heinkels in formaties van negen machines die door hoogvliegende escadrilles Messerschmitts werden beschermd.

Boven Den Haag werd de 384 van Lub en zijn sergeant-luchtschutter F. Vijn per vergissing door eigen afweergeschut onder vuur genomen. Lub viel direct daarop een Heinkel bommenwerper aan. Niet wetend dat deze machine kort tevoren deel had genomen aan het bombardement dat een ware slachting had aangericht in de Nieuwe Alexanderkazerne in Den Haag. Het mitrailleurvuur van Vijn trof doel. De Heinkel verdween schielijk richting Noordzee. Toen Lub boven Delft drie Messerschmitts pijlsnel zag naderen, wist hij deze met een duikvlucht te ontwijken. Lub besloot richting vliegveld Haamstede op Schouwen-Duiveland te vliegen.

 

  Militairen van de Jachtgroep Veldleger van het Tweede Luchtvaartregiment op het 

vliegveld Ypenburg. Zittend, derde van rechts, sergeant-vlieger Dirk Lub.

Foto: F. Gerdessen.

 

De Douglas 381 van luitenant-vlieger Pieter Bierema en luitenant-waarnemer Wim Faber.

Foto: Sectie Luchtmachthistorie.

 

Boven Hoek van Holland werd de Douglas met het registratienummer 381 waargenomen, het toestel van luitenant-vlieger Pieter Tako Bierema en luitenant waarnemer Wim Faber. Bierema trachtte, ondanks een defect aan het onderstel, te landen op het strand van het eiland Rozenburg. Tot tweemaal toe probeerde de piloot een buiklanding uit te voeren, echter zonder succes. Hij vloog verder om een andere landingsplaats te zoeken. Kort daarna werd zijn vliegtuig aangevallen door drie Me 110 toestellen. Niet opgewassen tegen deze overmacht werd de Douglas neergeschoten en stortte voor de kust in zee, waarbij de bemanning de dood vond.

 

Pieter Tako Bierema

 

Wim Faber

 

Intussen had Lub met zijn toestel, omstreeks 5.25 uur op het strand van Rozenburg nabij strandpaal 122.5, een landing uitgevoerd. De 384 landde met wind mee, naar de duinen toe. Alles leek goed te gaan, totdat de Douglas van hard- in mulzand terechtkwam. Daarvan kreeg Lub zo’n klap dat hij, om de Douglas recht te houden, het hele staartwiel er af trapte. Tijdens de uitloop deed een zand­verhoging de 384 op zijn neus staan, waarbij een propellerblad als veer diende en het toestel weer terugkwakte. De propeller was geheel verbogen, waardoor het vliegtuig voor verdere strijd was uitgeschakeld.

De bemanning verliet de 384 en meldde zich bij kapitein Smeele, commandant van de op Rozenburg gelegerde infanteriecompagnie. In een schriftelijke verklaring van Dirk Lub, gedateerd 25 september 1947, over de gebeurtenissen van 10 mei 1940, vermeldt hij over sergeant F. Vijn: “Als luchtschutter zat bij mij in het vliegtuig de dpl. sergeant-luchtschutter Vijn, welke tijdens de bezetting als SS-soldaat vrijwillig naar het Oostfront is vertrokken”.

 

Watervliegtuig R.2 maakt noodlanding

Officier-vlieger L.A.H. Rombeek was zowel commandant van het vliegtuighulpsteunpunt Braassemermeer, als van de daar gestationeerde Groep Vliegtuigen 2. Deze groep bestond uit vier Fokker T.8W torpedovliegtuigen van de Marine Luchtvaart Dienst (MLD), te weten; de R.1, R.2 en de R.3. Het reservetoestel R.4 was gestationeerd op het Marinevliegkamp de Mok op Texel. Tien minuten na middernacht werd een telegram van de Marinestaf ontvangen met de opdracht de R.1, R.2 en de R.3 gedurende de nacht naar de steigers te vervoeren. Ze moesten ontdaan worden van hun bommenlast en gereed worden gemaakt voor vertrek.

 

De R.2 aan de aanlegsteiger van het steunpunt Braassemermeer.

Foto: Instituut voor Maritieme Historie.

 

Er was rekening mee gehouden dat onmiddellijk na het begin van het Duitse offensief zich officiële Nederlandse vertegenwoordigers naar het buitenland zouden moeten begeven. Deze vertegenwoordigers waren hooggeplaatste officieren welke generaal Winkelman naar het Franse hoofdkwartier in het Bois de Vincennes en ook naar Parijs, Brussel en Londen wilde laten vertrekken. Elk met de opdracht de militaire hulpverlening aan ons land te bevorderen. Besloten was om voor het vervoer van de voor Londen bestemde missie, bestaande uit generaal-majoor J.W. van Oorschot en luitenant-kolonel J.G.W. Zeegers, gebruik te maken van de watervliegtuigen van de MLD die gestationeerd waren op het Braassemermeer. Door de gevechten met de op het vliegveld Valkenburg gelande Duitsers, was het voor deze officieren niet meer mogelijk vanuit Den Haag het Braassemermeer te bereiken. Men zou vanaf Scheveningen vertrekken.

 

In de vroege ochtend waren de meeste ministers in het departementsgebouw aan het Bezuidenhout bijeen. Tijdens dat beraad opperde de minister van Buitenlandse Zaken E.N. van Kleffens het denkbeeld om direct naar Engeland te vertrekken. Hij vond namelijk dat nader overleg met de geallieerden wenselijk was. Hij wist zelfs al hoe hij naar Engeland kon gaan. Het moest volgens hem mogelijk zijn dat een watervliegtuig van de MLD bij Scheveningen kon landen. De ministerraad ging hiermee akkoord, maar voegde daarbij de minister van Kolo­niën Ch.J.I.M. Welter aan deze missie toe. Men vond namelijk dat Welter vanuit Londen of Parijs langer contact kon houden met de overzeese gebiedsdelen dan vanuit Den Haag mogelijk was.

 

Om 3.45 uur startte de R.2 voor een patrouillevlucht tussen Noordwijk en Hoek van Holland. De bemanning bestond uit officier-vlieger L.A.H. Rombeek, sergeant-vlieger G.H. Bakker en de korporaal-telegrafist K. Luijendijk. De R.1 en de R.3 vertrokken om 8.00 uur vanaf het Braassemermeer naar Scheveningen. De R.2 moest na de patrouillevlucht nog brandstof tanken, maar zou later volgen.

 

Korporaal-telegrafist Krijn Luijendijk.

Foto: T. Bielfeldt-Grande.

 

De evacuatie werd een hachelijke onderneming. De Fokker T.8W toestellen R.1 en R.3 lagen al te wachten voor de Scheveningse kust, toen de twee ministers en mevrouw Van Kleffens arriveerden, spoedig gevolgd door de voor Londen bestemde missie. Beide toestellen waren onderweg in vuurcontact gekomen met Duitse jagers. Bij de R.1 was de brandstoftank lek geschoten en zodoende was het vliegtuig onbruik­baar voor een lange vlucht. Het zou naar Schellingwoude vertrekken om de opgelopen schade bij de Fokkerfabriek te laten repareren. De R.3 had kogelgaten in een van de drijvers die vol zeewater was gelopen waardoor het vliegtuig scheef lag. Toch slaagde de bemanning erin, terwijl het toestel werd aangevallen door een vijandelijke jager, met beide bewindslieden en mevrouw Van Kleffens te ontsnappen en bereikte men veilig Brighton in Engeland.

De R.4 streek om 9.15 uur voor Scheveningen neer om de R.1 te vervangen. Nauwelijks had het toestel de pier bereikt of het werd aangevallen en in brand geschoten. De twee bemanningsleden liepen dodelijke verwondingen op. De voor Londen bestemde militaire missie reisde ontmoedigd naar Den Haag terug. Bij aankomst van de R.2 rond 9.30 uur en het watervliegtuig G.8 van de Mok, bleken de ministers Van Kleffens en Welter reeds vertrokken te zijn met de R.3. De G.8 werd het doelwit van een Duitse jager en werd in brand geschoten.

 

De bemanning van de R.2 kreeg opdracht terug te vliegen naar het steunpunt Braassemermeer. Het watervliegtuig steeg om 10.15 uur op. Op de heenweg naar Scheveningen was gebleken dat terugkeren via de noord­zij­de van Den Haag door de talrijke Duitse vliegtuigen uitgesloten was. Rombeek besloot zuidwaarts om de Residentie heen te vliegen. Het maakte echter niets uit. De Luftwaffe scheen overal aanwezig te zijn, waardoor de R.2 opnieuw gedwongen werd van koers te veranderen, nu in de richting van Hoek van Holland. In de nabijheid van de Nieuwe Waterweg gekomen stuitte het Fokker toestel op een 20-tal Junkers 52’s beschermd door Messerschmitts. Een confrontatie was onvermijdelijk. Hoewel de mitrailleurs doorlopend bleven vuren op de vijandelijke toestellen, was de ongelijke strijd snel beslist. Kogels troffen de bakboordmotor en een olietank. De R.2 maakte een noodlanding op de Nieuwe Waterweg waarbij het om 10.45 uur ter hoogte van de Noordbankpolder, de noordoever van het eiland Rozenburg op schoof.

 

 De R.2 maakte op de Nieuwe Waterweg een noodlanding.

Tekening: J.T. Prooi.

 

Om 11.00 uur landden, even onbedoeld als onverwachts, twee Junkers 52’s in de Noordbankpolder op ± 1400 meter van de ligplaats van de R.2. Daarbij beschadigde één Junkers 52 zijn landingsgestel. Het tweede toestel steeg weer op. De Duitsers rukten onmiddellijk op naar het marinewatervliegtuig dat de indringers blijkbaar vanuit de lucht al hadden waargenomen. De bemanningsleden van de R.2 verlieten de Fokker om dekking te zoeken achter een strekdam in de Nieuwe Waterweg. Op dat moment passeerde er een sleepboot van de Vrijwillige Landstormdienst Vaartuigendienst. De opvarenden van deze sleepboot namen de naderende Duitsers onder geweervuur, zodat Luijendijk de gelegenheid kreeg om de R.2 in brand te steken waardoor het vliegtuig uit handen van de vijand bleef. Onder een kogelregen van de Duitsers werd naar de noordelijke oever van de Nieuwe Waterweg gevaren, waarna Rombeek en zijn bemanning zich bij Positiecommandant Van Leeuwen in Hoek van Holland meldden. De volgende dag maakte het drietal zich nog verdienstelijk door met enige mariniers een verkenningspatrouille uit te voeren naar het westelijke deel van het eiland Rozenburg.

 

Volgende