ROZENBURG IN OORLOGSTIJD
Mobilisatie, Bezetting en Bevrijding
1939 - 1945
door John Prooi
INHOUD
Terugkeer burgemeester
Willem Pols betrouwbaar
Berging afgezonken schepen
Opruimen explosieven
Baggeren naar goudstaven
Onderscheidingen toegekend
Berging Halifax bommenwerper
Het plan Europoort
TIENDE HOOFDSTUK
EPILOOG
Terugkeer burgemeester
Direct na de oorlog keerde burgemeester Just de la Paisières terug naar Rozenburg. Vanaf 7 mei 1945 tot en met 15 juni 1946 was hij in functie als waarnemend burgemeester, om op 16 juni van dat jaar te worden herbenoemd tot burgemeester van Rozenburg. Op 19 oktober 1945 werd in Rozenburg een noodgemeenteraad gekozen. Dat heeft nogal wat stof doen opwaaien, zelfs zó dat de Anti-Revolutionairen daaraan weigerden mee te werken, omdat zij van de gedachte uitgingen dat een tijdelijke gemeenteraad te ver van de grondwet afweek. Gekozen werden: J. van Dorp, R. van Gaalen, en M.G. Oosterlee (CHU), Jac. van ‘t Hof, Jac. Varekamp en M. Romers (Algemeen Belang) en C.J. van der Meer (Vrijheidbond). M.G. Oosterlee en M. Romers werden tot wethouders gekozen. De noodgemeenteraad heeft nog geen jaar gefunctioneerd. Burgemeester Just de la Paisières nam op 5 augustus 1946 afscheid van de tijdelijke raad, nadat op 31 juli een officiële gemeenteraad was gekozen.
In de oude tilbury van Jaap Noordermeer wordt
burgemeester Just de la Paisières Rozenburg binnengereden.
Foto: fam. Noordermeer.
Na op 24 januari 1957 een vergadering in Brielle te hebben bijgewoond, waren burgemeester Just de la Paisières en wethouder Van Helden ’s avonds op weg naar huis in een huurauto. Deze werd bestuurd door gemeentesecretaris J. Kuiper. Toen Kuiper de Brielse veerpont opreed weigerden de remmen van de auto. De afsluitboom kon de wagen ook niet tot stilstand brengen en deze verdween in het donkere water van de Brielse Maas. De gemeentesecretaris kon door pontpassagiers worden gered. De burgemeester en de wethouder verdronken.
Willem Pols betrouwbaar
Jachtopzichter Pols kreeg door zijn contacten met de Duitsers het etiket Duits gezind opgeplakt. Veel mensen begrepen zijn noodgedwongen samenwerking met de vijand niet en vonden dat hij fout was geweest. Dat deed hem pijn, want zijn bedoelingen waren zuiver geweest. Een aantal personen en instanties zorgden ervoor dat de beschuldigingen werden weggenomen. In een verklaring van 27 juni 1945 van de Binnenlandse Strijdkrachten werd gesteld dat Pols politiek volkomen betrouwbaar was.
Uit een brief van A.J. Rotgans, gedateerd 3 juni 1945: "Willem Pols had onder ons jachthuisje in de Scheurpolder wapens verborgen en heeft ook gezorgd dat wij illegale bladen kregen." Namens de Gewestelijke Directie van de Burger Bescherming schrijft mr. L.J. Pieters te Rotterdam op 2 juli 1945: "Jachtopziener Pols heeft zeer waardevolle inlichtingen en gegevens kunnen verstrekken." De Zuiveringscommissie: "Uw houding tijdens de bezetting is meer dan gerechtvaardigd."
Berging afgezonken schepen
Door de marineschepen Maria en Clyne Castle van de Royal Navy werd op 14 mei een begin gemaakt met het verwijderen van de Baud die tijdens de oorlog in de Nieuwe Waterweg tot zinken was gebracht. Daarbij werd ook gebruik gemaakt van dieptebommen. Dit veroorzaakte op Rozenburg het gevoel van een lichte aardbeving. In 1946 werd begonnen met de berging van de Dinteldijk. Bij de Zuiderdam werden de gaten in de romp door bekistingen afgedicht. Van der Tak’s Bergingsmaatschappij begon daarna water uit het schip te pompen om het drijvende te krijgen. Negen staaldraden van elk 48 millimeter dik werden vanaf het schip op de wal uitgezet. Door scheepstakels en lieren werden de staaldraden strak gehouden. Ketels met samengeperste lucht werden aan stuur- en bakboord bevestigd.
De Zuiderdam wordt gelicht.
Bij hoogwater op 15 november 1946 lukte het met de sleepboten Minerva, Engineering en Drydock III aan de voor- en de sleepboten Drydock- I en II en Pernis aan de achtersteven, de Zuiderdam drijvende te krijgen. Onmiddellijk sleepten deze sleepboten hun bijzondere transport naar de Waalhaven in Rotterdam. Gedurende de reis pompten de bergingsvaartuigen Ram, Meermin en Dolfijn water uit de ruimen van de Zuiderdam. Na een grondig onderzoek bleek dat het schip zodanig was beschadigd dat reparatie onuitvoerbaar was. Het werd verkocht aan de slopersfirma Heijgen te Antwerpen.
De Zuiderdam voer op 8 juni 1948, gesleept door de sleepboten Zwarte Zee en Schelde van L. Smit en Co’s Internationale Sleepdienst, met respectievelijk kapitein A. Slijp en kapitein B.C. Weltevreden, voor haar laatste reis naar Antwerpen.
De Prins Willem V werd volgens een geheel nieuwe methode gelicht, namelijk met een hydraulische vijzelinstallatie. Hierbij aanwezig waren de zware drijvende bokken Adelaar, Ajax en Atlas. Op donderdag 11 december 1947 had men het schip drijvende en kon het naar Hardinxveld worden gesleept. Gedurende de sleepreis verleenden de bergingsvaartuigen Bruinvis en Meermin assistentie door met lenspompen het vaartuig zoveel mogelijk stabiel te houden. Na algehele restauratie kon de Prins Willem V op 7 januari 1949 weer in de vaart worden gebracht.
Opruimen explosieven
Duitse krijgsgevangenen moesten vlak na de oorlog mijnen opruimen op de Beer. Tenslotte moesten ze voor de zekerheid met een oude tractor voorzien van een sleepnet door de mijnenvelden heen en weer rijden. Bij deze werkzaamheden zijn ongeveer 20 Duitsers omgekomen of gewond geraakt. Hoewel de meeste explosieven waren opgeruimd, moest men toch op zijn hoede zijn. Dat bleek wel nadat op verschillende voormalige mijnenvelden ingeschaard jong vee werd geweid. Een ander geducht gebied was de omgeving van de eendenkooi, waar tijdens de Duitse bezetting vier stukken geschut met een kaliber van 10 centimeter stonden opgesteld. Vier jaar na de oorlog, op 5 augustus 1949, troffen werklieden bij het uitdiepen van een sloot bij de eendenkooi enkele granaten aan afkomstig van een veldgeschut met een kaliber van 7.5 centimeter. Waarschijnlijk was die munitie door Duitsers na de capitulatie in de sloot geworpen. Bij nader onderzoek bleek het kruit van de granaten nog droog te zijn. Het gemeentebestuur van Rozenburg verzocht een ieder dringend bij het vinden van munitie onmiddellijk de politie te waarschuwen om ongelukken te voorkomen.
Duitse krijgsgevangene keren terug naar Hoek van Holland.
Foto: Stichting Nederlands Kustverdedigingsmuseum Fort aan den Hoek van Holland.
Het opruimen en onschadelijk maken van dit door de voormalige bezetter achter gelaten oorlogstuig werd uitgevoerd door de Mijn Opruimings Dienst, tegenwoordig de Explosieven Opruimings Dienst. Gedurende de eerste jaren na 1945 opereerde de MOD onder Brits commando. Bijna alle bunkers en betonnen constructies op de Beer waren na de oorlog onder zand bedolven, waardoor kunstmatige duinen ontstonden. Met helm en struiken beplant waren deze duinen niet van echt te onderscheiden. Met ingang van 8 mei 1947 was het betreden van de Beer weer mogelijk zonder vergunning van de militaire autoriteiten.
Baggeren naar goudbaren
Het baggeren naar de goudsbaren van het op een mijn gelopen Bewakingsvaartuig BV19a in de Nieuwe Waterweg in de meidagen van 1940, werd na de oorlog voortgezet. In 1946 en 1947 werden in totaal 111 baren geborgen. De baggerwerkzaamheden werden op 9 juni 1947 beëindigd, er waren nog tien baren zoek. Van deze tien bleken er drie door baggeraars achterover te zijn gedrukt en verkocht. De daders werden gearresteerd en gestraft.
De 816 staven baren uit de Nieuwe Waterweg die naar Duitsland waren verzonden, werden met uitzondering van één baar in Zwitserland teruggevonden. De Zwitserse regering verklaarde in geen enkel geval bereid tot teruggave van goud dat zij beschouwde als te zijn verworven door normale goederen transacties. Ze achtte zich geheel te goeder trouw daar op het moment van verwerving immers niet bekend was dat het goud van roof afkomstig was. Na lang aandringen stemden de Zwitsers toe in een éénmalige vergoeding van een bedrag van 250 miljoen Zwitserse francs, onder de nadrukkelijke voorwaarde dat dit bedrag zou moeten worden beschouwd als een Zwitserse bijdrage aan de door de oorlog getroffen Europese landen.
Een rekensom leert dat er tot op de dag van vandaag nog zeven goudstaven zoek zijn. De Nederlandse Bank beschouwt deze goudstaven als definitief verloren.