Geervliet
De kern van Geervliet op Voorne-Putten is
ontstaan bij een grafelijke tol die in 1179 werd gevestigd bij de Bernisse, een
brede vaarweg tussen de eilanden Voorne en Putten. Van iedere scheepsvracht die
de Bernisse passeerde, moest een deel van de lading worden afgestaan. Vanuit
Geervliet werd vanaf het begin van de 14de eeuw het Land van Putten bestuurd. De
Heren van Putten waren gevestigd op het kort na 1832 afgebroken Hof of Kasteel,
waar ook recht werd gesproken. Ene Sweder, Heer van Abcoude en Gaesbeek,
verleende op 4 april 1381 stadsrecht aan Geervliet, dat vervolgens werd omgeven
door een stadsmuur met vier poorten en enkele torens. Het stadje bezit nog
enkele monumenten, ondanks de brand van 29 mei 1743.
Het stadhuis werd in 1346 gesticht als gasthuis
door vrouwe Beatrijs, het bestond toen uit slechts één verdieping. Het bood
onderdak aan luiden van verschillende pluimage’s, zoals reizigers, zieken en
armen. In de kerk konden gelovigen door het koorhek de heilige mis volgen die in
de kapel werd opgedragen. Het bakstenen gebouw werd in de loop der eeuwen
vergroot en aangepast. Het stadsbestuur hield er rond 1500 haar vergaderingen
in. Toen ook het dijkcollege van de Ring van Putten er ook kwam vergaderen,
bouwde men in 1633 bovenop de bestaande bebouwing de gemeenlandskamer die te
bereiken was via het bordes aan de voorgevel. In 1823 werd het bordes voorzien
met schildhoudende leeuwen. Tot aan de gemeentelijke herindeling in 1980 deed de
kamer dienst als raadszaal.
Toen het onderste deel van het stadhuis haar
bestemming had verloren, werd het gebruikt als stadswaag, vleeshal, woning van
de stadschirurgijn en -bode, brandweerhuis en cachot. Tot 1823 bezat de
voorzijde een trapgevel. Tussen 1964 en 1966 is de voormalige raadszaal
gerestaureerd. Je komt er binnen via een eiken deur uit 1500 die voorzien is van
vierpassen. De houten archiefkasten dateren uit de 17de en de 18de
eeuw. Pronkstukken in de zaal zijn de wapenborden die afkomstig zijn uit het
voormalige Hof van Putten en die als volgt gedateerd zijn: 1688, 1642, 1654 en
1768. Samen met twee schoorsteenstukken herinneren zij aan de tijd dat het Land
van Putten haar eigen rechtspraak had.